- steen
- {{steen}}{{/term}}I 〈het, de〉1 [harde delfstof] pierre 〈v.〉♦voorbeelden:1 dat huis is van steen • cette maison est en pierrezo hard als steen • dur comme la pierrekoud als steen • glacé¶ steen en been klagen • se répandre en lamentationsII 〈de〉1 [stuk steen in zijn natuurlijke vorm; ook als bouwmateriaal] pierre ⇒ 〈klein〉caillou 〈m.〉⇒ cailloux 〈meervoud〉2 [edelsteen] pierreprécieuse3 [niersteen] calcul 〈m.〉4 [dobbelsteen] dé 〈m.〉5 [dominosteen] domino 〈m.〉6 [damsteen] pion 〈m.〉7 [hagelsteen] grêlon 〈m.〉8 [tegel] dalle 〈v.〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 een steen des aanstoots • une source de scandale〈figuurlijk〉 de onderste steen moet boven komen • l'affaire doit être tirée au clair à tout prix〈figuurlijk〉 een steen in een vijver gooien • jeter un pavé dans la mareer is me een steen van het hart gevallen • me voilà soulagé d'un grand poidsde eerste steen leggen • poser la première pierre 〈ook figuurlijk〉〈figuurlijk〉 de eerste steen naar iemand werpen • jeter la première pierre à qn.〈figuurlijk〉 geen steen op de andere laten • ne pas laisser pierre sur pierreals een steen op de maag liggen • peser sur l'estomac2 een ring met een steen • une bague ornée d'une pierre précieuse7 stenen als duiveneieren • grêlons gros comme des oeufs de pigeon¶ de steen der wijzen zoeken • chercher la pierre philosophale 〈ook figuurlijk〉III 〈het〉1 [Algemeen Zuid-Nederlands][burcht] forteresse 〈v.〉
Deens-Russisch woordenboek. 2015.